Voordat de opstand van mei ’68 losbarstte was het al onrustig in Parijs. Dat een jongere generatie zich niet kon vinden in het paternalisme van de De Gaulle-regering bleek toen de Cinémathèque Française werd gesloten op last van cultuurminister André Malraux. Die probeerde de legendarische oprichter Henri Langlois, ‘peetvader van de nouvelle vague’, weg te werken door de subsidiekraan dicht te draaien. Een gaullistische cultuurambtenaar zou de legendarische Langlois moeten opvolgen.