1763. De zestienjarige Suzanne wordt door haar familie gedwongen om in het klooster te treden als novice. In de nonnenverblijven wordt zij geconfronteerd met de willekeur van de kerkelijke hiërarchie: moeder-oversten die beurtelings vriendelijk, wreed of net iets te liefdevol zijn.
Dankzij haar passie en haar kracht overleeft ze de wreedheid, rigide structuur en eenzaamheid van het klooster en kan ze haar enige doel
blijven nastreven: haar vrijheid met alle mogelijke middelen heroveren.